Afstanden tussen stellingen en veiligheid in het concept van de PGS15

In het concept van de PGS15 zijn maatregelen opgenomen voor de veiligheid tussen de stellingen. Tussen opslagvakken en stellingen moet zo voldoende manoeuvreerruimte vrijgehouden worden voor de toegepaste transportmiddelen. Als PGS15 adviseur vertellen we u graag alvast meer.

Een stelling moet zonodig tegen aanrijden zijn beveiligd. Vrijstaande, afdoende aanrijdbeschermers zijn dan vereist op hoeken van stellinggangen en -onderdoorgangen. Maatregel 74 geeft aan dat indien in een magazijn geen bewegingen met een heftruck plaatsvinden, beveiligingen niet nodig zijn. In magazijnen waar wel bewegingen plaatsvinden, kan een stelling nooit volledig tegen aanrijdingen worden beveiligd. Immers, men zal altijd pallets moeten kunnen afzetten en uitnemen. De kans op aanrijdingen zal klein zijn bij toepassing van een lay-out en stellingconfiguratie conform NEN-EN 15620 en met goed opgeleide en geïnstrueerde heftruckchauffeurs.

In afwijking op M74 is een aanrijdbeveiling niet noodzakelijk bij toepassing van (semi) geautomatiseerde magazijnsystemen, wanneer deze aan de volgende eisen voldoen:

  • er moet softwarematig geborgd zijn dat aanrijding of beschadiging van de verpakkingen niet kan plaatsvinden;
  • in de nabijheid van de stellingen vinden geen andere voertuigbewegingen plaats als met het (semi-)geautomatiseerde systeem;
  • het systeem wordt voldoende onderhouden;
  • het systeem is failsafe uitgevoerd.

Wanneer tijdens het gebruik van een stelling een stellingonderdeel blijvend is vervormd, moeten volgens maatregel 78 onmiddellijk passende maatregelen worden genomen. Voordat de stelling opnieuw in gebruik wordt genomen, moeten beschadigde onderdelen worden vervangen of gerepareerd. Vervolgens moet de stelling (na reparatie) worden beoordeeld volgens M79.

Ter illustratie worden twee passende maatregelen aangehaald:

  • indien een ligger is beschadigd, behoort deze onmiddellijk vrij te worden gemaakt van opslag;
  • indien een staander of een staaf van het jukvakwerk is beschadigd, behoren de liggers aan weerszijden van de staander onmiddellijk vrij van opslag te worden gemaakt.

De stellingconstructie moet ten minste jaarlijks visueel op doelmatigheid, juist gebruik en eventuele beschadigingen worden geïnspecteerd. De resultaten van de inspectie moeten worden geregistreerd en minimaal vijf jaar worden bewaard.

Bent u op zoek naar deskundig advies van een PGS15 adviseur? Neem contact op.

Regelgeving opslag van lithium-ion energiedragers

Op 1 juli 2020 is in de Staatscourant de Circulaire Lithium-ion energiedragers gepubliceerd waarmee de inhoud een bepaalde status krijgt. Vooruitlopend op regelgeving en in afwachting van de totstandkoming van de PGS-37 bevat de circulaire adviezen om de veiligheid in de omgeving van de toepassingen van de lithium-ion energie-dragers te verhogen. De circulaire heeft geen bindend karakter en kan daarom niet meer dan richtinggevend zijn en is niet afdwingbaar. Uiteraard is wel sprake van afdwingbaarheid als de adviezen uit de circulaire door het bevoegd gezag worden omgezet in voorschriften of regels in omgevingsvergunning, bestemmingsplan of omgevingsplan.

Bij de opslag van energiedragers gaat het om cellen of batterijen die buiten de gebruiksfase verkeren. Buiten de reikwijdte van de circulaire vallen daarmee de energiedragers die gemonteerd zijn in de gebruikstadium verkerende elektronica, gereedschap, of vervoermiddelen, zoals in gebruik zijnde scootmobielen, fietsen of auto’s. Bedrijfsmatig of particulier gebruik van bijvoorbeeld voertuigen, scooters of fietsen of gereedschap met lithium-ion energiedragers valt buiten de reikwijdte van de circulaire. Het gaat daarbij om regulier eigen gebruik, door de eigenaar zelf of werknemers. Ook buiten de reikwijdte vallen energiedragers in parkeerplaatsen, parkeergarages en fietsenstallingen of een of enkele reserve-energiedragers, die bedoeld zijn voor directe montage in een apparaat (denk aan een reserve-energiedrager voor een stuk gereedschap).Deze circulaire heeft wel betrekking op opgeslagen lithium-ion energiedragers als deze in apparaten zijn gemonteerd, voor zover deze apparaten niet in de gebruiksfase zitten.

In de circulaire worden voor intacte energiedragers ondergrenzen aangehouden om de reikwijdte te bepalen. Daarbij wordt voor de opslag van energiedragers onderscheid gemaakt tussen enerzijds intacte cellen met een capaciteit per cel tot en met 20 Wh of intacte batterijen met een capaciteit per batterij tot en met 100 Wh en anderzijds intacte energiedragers met een grotere capaciteit. Voor de eerstgenoemde categorie is de circulaire van toepassing bij een hoeveelheid van 1.000 kg of meer per brandcompartiment of andere opslagvoorziening. Voor de grotere energiedragers is de circulaire van toepassing als er per brandcompartiment of andere opslagvoorziening 333 kg of meer wordt opgeslagen. De gewichten gelden inclusief de omhulling van de energiedrager, maar exclusief de (transport)verpakking.

In deze circulaire wordt als vuistregel gehanteerd dat een brandcompartiment maximaal 10.000 kg energiedragers herbergt en een maximaal oppervlak heeft van 300 m2. Dit laatste omwille van beperking van het brandoppervlak en de bereikbaarheid voor de brandweer. Als niet meer dan 10.000 kg per opslagvoorziening aanwezig is, betekent dit overigens ook dat er geen vergunningplicht aan de orde is op grond van het Bor, bijlage I, categorie 4.4, onder j. Wel geldt een meldingsplicht op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit. Bijvoorbeeld om redenen van haalbaarheid en betaalbaarheid kan wel sprake zijn van een vergunningplichtige situatie (waarbij er dus meer dan 10.000 kg in een opslagvoorziening is geplaatst of er met een oppervlak groter dan 300 m2 wordt gewerkt). Voor gevallen waarin meer dan 10.000 kg per brandcompartiment of een groter oppervlak dan 300 m2 wordt opgeslagen, wordt maatwerk geadviseerd met advies van de Veiligheidsregio of brandweer.

Bij een opslagvoorziening die als apart brandcompartiment is ingericht is het uitgangspunt dat een brand snel gedetecteerd en in een beginstadium beheerst wordt. Om die reden is een vastopgesteld automatisch blussysteem aanwezig. De automatische systemen zijn bijvoorbeeld: een sprinklerinstallatie of een deluge-installatie7 of alternatieven zoals de toepassing van aerosolen. De installatie moet daarbij gecertificeerd zijn en aantoonbaar een lithium-ion brand in een beginstadium kunnen beheersen. De automatische installatie moet hierbij ook bewerkstelligen dat er geen uitbreiding plaatsvindt naar de naastgelegen opgeslagen energiedragers binnen het brandcompartiment. De systemen die kunnen worden toegepast in een opslagvoorziening en de eisen waaraan deze systemen moeten voldoen, zijn verder uitgewerkt in de PGS-148. Naast een koel-/blussysteem is er een voor dat systeem geschikte branddetectie. Een thermisch detectiesysteem zorgt voor een snelle melding bij het ontstaan van een oververhitting en een (kruisgevoelige) koolmonoxide melder detecteert ook in een vroeg stadium vrijkomend waterstofgas. Om die reden worden beide systemen aangeraden, waarbij tevens een doormelding plaatsvindt naar een continu bezette particuliere alarmcentrale (PAC).
De PGS-37 zal in de loop van 2021 voltooid worden. Het is de bedoeling de PGS-37 op dat moment onder de Omgevingswet in het Besluit activiteiten leefomgeving, Bal) van toepassing te verklaren.  Op zoek naar deskundig PGS15 advies en adviseur? Neem contact met ons op.